Lezen als een tweede leven

In de roman van Mitchell (2006) die ik hierboven al besprak, bedenkt de dertienjarige jongen tijdens een gesprek aan tafel: ‘Als pap het antwoord op een vraag niet weet, is hij tien zinnen bezig om zichzelf te overtuigen dat hij het wel weet’ (214). Misschien denkt mijn lezer(es) ook iets dergelijks? En hij/zij heeft gelijk maar ook een beetje ongelijk.
De deadline verplicht me om een einde aan mijn verhaal te verzinnen. Het wordt onvermijdelijk een open einde in de geest van wat Umberto Eco ooit het open werk heeft genoemd: het soort werk waar de lezer nog veel werk aan heeft. Maar Eco hoorde ik ooit in een debat het gevaar van die openheid als volgt beschrijven: ‘he had such an open mind that his brain fell out’. En toch kan ik op de vraag om te besluiten niet anders dan constateren dat het verhaal dat ik vertel over de literaire cultuur niet met een happy ending besloten kan worden, laat staan met een statistiek of wiskundige formule. We blijken niet anders te kunnen dat steeds weer te herformuleren, herschrijven, hervertellen… 

De verhalen die ik besprak op zoek naar eigenschappen van de literaire cultuur confronteren me steeds weer met een roman die ik maar blijf herlezen: De Man Zonder Eigenschappen van Musil. Wat staan daar pareltjes van zinnen en inzichten in over o.a. het belang van verhalen. Geconfronteerd met onverwachte gebeurtenissen en gedachten  – schrijft Musil – ‘overbelast en dromend van eenvoud’ verlangt de mens naar de ‘vertelorde’. De draad van het verhaal wordt een levensdraad. Musil schrijft dat de meeste mensen zich in hun verhouding tot zichzelf als vertellers presenteren: ‘ze houden van de ordelijke opeenvolging van feiten, omdat die op een noodzakelijkheid lijkt, en ze voelen zich door de indruk dat hun leven een ‘loop’ heeft op de een of andere manier in de chaos geborgen. En Ulrich merkte nu dat hij het gevoel voor dit primitief epische was kwijtgeraakt…’ (848). Inderdaad, verhalen bestaan uit meer dan gebeurtenissen. Musil schrijft dat in werkelijkheid het leven bestaat ‘ voor meer dan de helft niet uit handelingen, maar uit verhandelingen waarvan men de betekenis in zich opneemt, uit beschouwingen met tegensprekende tegenbeschouwingen en uit opgehoopte onpersoonlijkheid van hetgeen men heeft gehoord en weet’ (268-269).
Tegensprekende tegenbeschouwingen. Daar botst men inderdaad op als men op zoek gaat naar de functie van literatuur. Alle functies kan men omkeren, en alle functies zijn ook wel door iets anders te bereiken. Wat men vooral leert – denk ik – is samengevat in een uitspraak van de Amerikaanse retoricus Kenneth Burke (1935) die schreef: : ‘a way of seeing is also a way of not seeing’ (49). Ik koos dat citaat als motto voor een essay over De Cultuur van het Lezen – een essay dat ik schreef voor de Nederlandse Taalunie (2006); het citaat blijft me achtervolgen – ook in de romans die ik in de vorige blog besproken heb.
Zo is deze uitspraak precies de leidraad van één van de leraren waar het hoofdpersonage uit de roman Speeldrift les van krijgt. Die leraar opent zijn lessen met het inzicht  dat op alles in het leven minstens twee visies mogelijk zijn, die geen van beiden aanspraak kunnen maken op absolute geldigheid.
Ada vraagt hem het volgende: ‘Bent u getrouwd?’ ‘Jazeker,’ zei Höfi. Je kon in de klas een speld horen vallen.
‘Houdt U van uw vrouw?’ ‘Jazeker. Heel veel zelfs.’ ‘Hebt u er ooit over nagedacht dat u deze vrouw evengoed zou kunnen haten?’ ‘Nee.’ Ada antwoordt: ‘Als dat zo is,’ zei ze zacht, ‘moet u stoppen met die onzin over dat alles van twee kanten kan worden bekeken.’ Höfi opende zijn mond en deed hem weer dicht. Hij knikte alsof hij een feitelijk onbeduidende, maar toch onmisbare en lang verwachte inlichting had gekregen en ging door met de les.
Later in het verhaal begrijpen we trouwens waarom de leraar niet kon antwoorden. Het leven had zijn redenering ook afgestraft: zijn vrouw is ernstig ziek. Sterke tegenstanders zijn het, die leerlingen die het leven bekijken vanuit de speltheorie. En de theorie over verhalen-als-constructies omzetten in een levensfilosofie.
Opnieuw blijkt de roman een sterk genre te zijn om greep te krijgen op de dingen die gebeuren, ook al blijkt de centrale boodschap te draaien rond het inzicht dat we de greep aan het verliezen zijn.

Het zal de lezer ongetwijfeld opgevallen zijn: ik heb me in deze teksten gepresenteerd als iemand die duidelijk bezig is met de hogere cultuur. Terwijl ik ondertussen ook meedeed aan de consumptiemaatschappij (de kerstperiode), naar televisie keek, naar popmuziek luisterde… En dat zijn ook allemaal onderdelen van de ‘tweede wereld’ van de cultuur. Op televisie zie ik een documentaire over Second Life. Het nieuwe computergame waarin de spelers in een virtuele wereld een tweede leven gaan leiden. Een eigen virtueel verhaal creëren. Waarschijnlijk is ‘verhaal’ niet meer de enige categorie waarmee we dergelijke omgevingen kunnen beschrijven. Het is immers ook een spel: ‘not who you are but who you want to be’ –  zo beschrijft een speler zijn ervaring. Een verslavend spel– zo klaagt een jonge speler over zijn ervaringen. In het begin wou hij vluchten uit de realiteit, nu wil hij ontsnappen uit Second Life. Gaat het hier om een gelijkaardige ervaring als de literaire cultuur die we hierboven beschreven hebben? Een onderwerp voor een nieuwe reeks blogs.
Maar laat ik er toch een gedachte bij formuleren als een soort besluit. Per slot van rekening blijft er de mogelijkheid dat we aan die ontwikkelingen meeschrijven. En het verhaal wordt verder gezet ook buiten het boek, buiten de traditionele media. In een lezing  Adviezen aan homo metropolitanus herhaalt Bakker (2004) zijn pleidooi om ‘oude waarden uit de schriftcultuur’ toe te passen op de nieuwe media. Welke zijn die oude waarden? Bakker kiest er drie uit: ‘studiezin, geduldig lezen en zingeving’.  Het zijn vormen van aandacht die beschreven kunnen worden als reflectie: ‘Die vorm van zelfreflectie is nodig waar de dynamiek van de multimedia er met het reflectieve karakter van homo symbolicus vandoor dreigt te gaan’.
Zoals ten overvloede gezegd: ik lees graag. Lezen brengt me in een andere wereld – een tweede leven. Ook deze keer wil ik daar zeker aan toevoegen dat veel mensen die ervaring ook hebben met film, muziek, computergames, opera, popsongs… (en zoals ik hierboven heb proberen duiden: ik deel dit overspel tussen de media). Toch is het ook meer dan vluchten. Lezen en leven gaan met elkaar in interactie. In zijn boek Why Read? beschrijft Edmunson dat soort lezen als ‘life’s grand second chance’. Een soort tweedekansonderwijs. We leren van onze ouders en familie, van de school, van de media, van vrienden en zo interioriseren we gedeelde verhalen. Uiteraard zijn die belangrijk maar in de beste literatuur kunnen we die verhalen ter discussie stellen. Passionele lezers gebruiken literatuur om opnieuw onderwezen te worden. Je kan het helemaal alleen: in een hoekje met een boekje. Wat een schitterende technologie.
Hoe kan ik anders eindigen dan met iets van Musil of beter deze keer een inzicht dat Milan Kundera verwoordde over het werk van Musil. Hij schreef niet om de roman tot filosofie om te vormen, ‘maar om op basis van het verhaal alle mogelijke, rationele en irrationele, verhalende en meditatieve middelen te mobiliseren die geschikt waren om het zijn van de mens te verduidelijken; om van de roman de uiterste intellectuele synthese te maken. Is hun krachttoer de beëindiging van de geschiedenis van de roman of eerder de uitnodiging tot een lange reis?’ (19). ‘Wie verre reizen doet, kan veel verhalen’, zegt het spreekwoord. Laten we daarop variëren: wie vele verhalen leest, doet verre reizen ook als hij thuis blijft en een blog schrijft.

Comments are closed.